De warmte-energie kan overgedragen worden van het ene naar het andere object via drie processen:
- Aanstraling: het door de vlam uitgestraalde licht bereikt een object dat het absorbeert en daardoor opwarmt;
- Convectie: de warme verbrandingsgassen komen in aanraking met een object, waardoor het opwarmt (ook mogelijk voor vloeistoffen);
- Geleiding: de warmte wordt binnen één stof (intern) verspreid.
Voorbeelden
Aanstraling
Een infraroodlamp is een apparaat dat elektrische energie omzet in licht. Het grootste gedeelte van dit licht is onzichtbaar voor het menselijk oog (infrarood). Het uitgestraalde licht van deze lamp wordt gebruikt om een bepaald gedeelte (bijv. spieren) van het menselijk lichaam te verwarmen.
Convectie
Als er gekookt wordt op gas, dan stromen de verbrandingsgassen langs de pan. Hierdoor wordt de pan verwarmd. Je kun dit merken als de handvatten warm worden. Zij worden niet direct aangeraakt door de “vlam”, maar toch stromen hier warme gassen langs.
Geleiding
Een kookpan wordt verwarmd aan de buitenkant. Toch wordt de binnenkant van de pan na verloop van tijd ook warm. Dit komt doordat de pan warmte geleidt: de warmte wordt verspreid door de hele pan.
De snelheid waarmee warmte wordt verspreid door een materiaal, verschilt per materiaal. Het wordt bepaald door de warmtegeleidingscoëfficient. Als dit gecombineerd wordt met vloeistoffen of gassen, wordt vaak gesproken van een warmteoverdrachtscoëfficient.